image
PREKEN

De broer van de verloren zoon

Casper Moerland

1 maart 2020

Image

Deze preek is gegeven door:

Casper Moerland

Bekijk meer preken van Casper Moerland →
  • Lucas 15:11-32

    Lucas 15

    11Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen.

    12De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.

    13Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.

    14Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden.

    15Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden.

    16Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.

    17Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger.

    18Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u,

    19ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.”

    20Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.

    21“Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.”

    2215:22 Gen. 41:42Est. 3:108:2Zach. 3:4-5Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen.

    23Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren,

    24want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.

    25De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans.

    26Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had.

    27De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”

    28Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren.

    29Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.

    30Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”

    31Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou.

    32Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’

  • Efeziërs 2:1-9

    Efeziërs 2

    212:1 Kol. 2:13U was dood door de misstappen en zonden

    22:2-3 Kol. 3:6-7waarmee u de weg ging van de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn.

    32:3 Ef. 5:6Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander.

    4Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is,

    52:5 Kol. 2:12-13heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered.

    6Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus.

    72:7 Ef. 1:7Zo zal hij, in de eeuwen die komen, laten zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe goed hij voor ons is door Christus Jezus.

    82:8-9 Rom. 3:27Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God

    9en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan.

  • 2 Korintiërs 1:20-22

    2 Korintiërs 1

    20In hem worden alle beloften van God ingelost; en daarom is het ook door hem dat we amen zeggen, tot Gods eer.

    211:21 1 Joh. 2:27Het is God die u en ons Christus als fundament geeft, die ons allen heeft gezalfd,

    221:22 2 Kor. 5:5Ef. 1:13heeft gewaarmerkt als zijn eigendom en ons als voorschot de Geest gegeven heeft.

  • Johannes 16:13-15

    Johannes 16

    1316:13 Joh. 14:1715:26De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar hij zal zeggen wat hij hoort en jullie bekendmaken wat komen gaat.

    14Door jullie bekend te maken wat hij van mij heeft, zal hij mij eren.

    15Alles wat van de Vader is, is van mij – daarom heb ik gezegd dat hij alles wat hij jullie bekend zal maken, van mij heeft.

  • Johannes 16:24-27

    Johannes 16

    2416:24 Joh. 17:13Tot nu toe hebben jullie niets in mijn naam gevraagd, maar vraag het en je zult het ontvangen. Dan zal je vreugde volmaakt zijn.

    25Ik heb jullie dit alles in beelden verteld, maar er komt een tijd dat ik niet meer in beelden spreek, maar jullie zonder omwegen over de Vader vertel.

    26Als je dan iets vraagt in mijn naam, hoef ik het niet meer namens jullie aan de Vader te vragen,

    2716:27 Joh. 14:21want de Vader zelf heeft jullie lief, omdat jullie mij liefhebben en geloven dat ik van God ben gekomen.