
PREKEN
De waarheid
Luuk Berendse
27 oktober 2019

-
Efeziërs 4:14-16
Efeziërs 4
144:14 1 Kor. 14:20Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen.
15Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar hem die het hoofd is: Christus.
164:16 Kol. 2:19Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.
-
Filippenzen 3:14
Filippenzen 3
14Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.
-
Efeziërs 4:20-25
Efeziërs 4
20Maar zo hebt u Christus niet leren kennen!
21U hebt toch over hem gehoord, u hebt toch onderricht over hem gekregen? Door Jezus wordt duidelijk
224:22-24 Kol. 3:5-10dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen,
234:23 Rom. 12:2dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden
244:24 Gen. 1:26en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.
254:25 Zach. 8:161 Kor. 12:12Kol. 3:9Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen.
-
Psalmen 22:2-6
Psalmen 22
222:2 Jes. 49:14Mat. 27:46Marc. 15:34Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit.
3‘Mijn God!’ roep ik overdag, en u antwoordt niet, ’s nachts, en ik vind geen rust.
4U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen troont.
5Op u hebben onze voorouders vertrouwd; zij hebben vertrouwd en u verloste hen,
6tot u geroepen en zij ontkwamen, op u vertrouwd en zij werden niet beschaamd.
-
Johannes 21:15-17
Johannes 21
1521:15 Mat. 16:17Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’
16Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’
1721:17 1 Petr. 5:2en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen.